De spontane stad, gaat het ons lukken?

08/01/2013

 

Op 3 januari 2013 verscheen op het on line forum Sociale Vraagstukken een column van Justes Uitermark, bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze column is een weergaven van de lezing  ‘Spontane stedenbouw als politiek’ welke Uitermarkt eind vorig jaar tijdens de bijeenkomst ‘Vormgeven aan de spontane stad’ in Amsterdam heeft uitgesproken.

In deze lezing neemt stelt Uitermark dat als spontane stedenbouw oftewel organische ontwikkeling kans van slagen wil krijgen, ook de machtsverhoudingen en eigendomsverhoudingen in de stad ter discussie moeten worden gesteld.

Hij doet dat aan de hand van de these van de marxistische geograaf David Harvey. Deze stelt dat stedenbouwers meedeinen op de golven van de macht. Niet zozeer als een bewuste keuze, maar feitelijk als een soort onderbewust proces, waarbij ze hun paradigma’s telkens opnieuw aanpassen aan de nieuwe machtsverhoudingen.

 


Amsterdam, gebouwd voor de leegstand?

 

Harvey heeft daar een punt, maar ik vind dat daarbij wel moet worden aangetekend dat we stedenbouwers tekort doen door hen alleen verantwoordelijk te stellen. Als totale westerse maatschappij hebben we ons immers ook schuldig gemaakt aan het meebewegen met de economische groei, het consumentisme en het geloof in de maakbare samenleving, op een enkele zonderling na – en de naam zonderling zegt feitelijk al hoe een dergelijke persoon werd gekwalificeerd door de rest van de maatschappij, als afwijkend en niet passend in het geheel.

De officiële Nederlandse planningsgeschiedenis van de afgelopen decennia staat uiterst gedetailleerd en saai omschreven in een stapeltje nota’s voor de ruimtelijk ordening. Uitermark weet deze geschiedenis veel pakkender samen te vatten. Eerst hadden we het masculien modernisme waarin supermannen zoals Corbusier de samenleving top down tot in detail vorm wilden geven. Toen kregen we het bouwen voor de buurt, aangeboden als een soort openbaring, waarbij ook buurtbewoners hun invloed hadden afgedwongen. Vervolgens kregen we de integrale gebiedsontwikkeling, door Uitermark gedefinieerd als stedenbouw voor boekhouders, alles was immers gericht op beheersing. Om tenslotte te belanden bij de spontane stedenbouw, de huidige fase, volgens Uitermark vooralsnog  eerder een pleister voor de aangeslagen boekhouder dan een volwaardig concept waarmee het gewenste evenwicht zou kunnen worden bereikt.

Ik ben het met Uitermark eens dat als de spontane stedenbouw de status van hype wil ontgroeien, machtsverhoudingen en eigendomsverhoudingen in de stad ter discussie moeten worden gesteld zodat het gemakkelijker wordt om gemeenschappelijke ruimtes te creëren en te claimen. Maar ik zou nog een stuk willen toevoegen aan zijn betoog: in de vorige door hem zo fraai gedefinieerde fases was er geld. We willen nu naar bottum up, maar is er wel sprake van macht als er geen geld is om tot uitvoering van gewenste projecten over te kunnen gaan?

 

Doorgeslagen luxe, ongezond snoep

 

We zitten in een financiële crisis en de vooruitzichten zijn niet positief. Dat wil zeggen dat we wellicht moeten accepteren dat we met elkaar minder geld hebben uit te geven en dat die situatie niet tijdelijk is maar blijvend. Het voordeel daarvan is vervolgens dat je het op den duur ook geen crisis meer hoeft te noemen.

Het hoe en het wat van een bottum up aanpak roept bij mij in dat licht ook een aantal vragen op. Ik kan mij voorstellen dat bottum up, kleinschalige initiatieven kunnen worden gerealiseerd ondanks de financiële crisis, maar wie is vervolgens verantwoordelijk voor de invulling, aanleg en onderhoud van de openbare ruimte?  Gaan we dat toch maar top down blijven doen en is daar dan wel geld voor?

Het komt mij nu zo voor dat we ons hoofd behoorlijk in het zand steken. We hebben het wel over de gevolgen van de krimp en de kredietcrisis, maar ondertussen schuiven we mindering en matiging nog te gemakkelijk op het bordje van andere  gemeenten of regio’s. Het gevoel van ‘dat overkomt ons toch niet’ overheerst nog alom en als we ons al kunnen voorstellen dat er drastisch moet worden ingegrepen, gaan we er gemakshalve vanuit dat een dergelijke ingreep de verantwoordelijkheid van die andere gemeente is.  We zijn zo gewend aan ons niveau van welvaart dat we ons eigenlijk niet echt kunnen voorstellen dat het ook heel anders zou kunnen gaan worden. Feitelijk kennen we nog maar twee generaties welvaart in Nederland en we doen nu al alsof dat nooit anders is geweest. Resten van antieke steden, ooit hoofdsteden van grootse beschavingen zijn echter het tastbare bewijs dat lang niet alles blijvend is.

Deel dit artikel:

Citydna. tags